In de eerste decennia van de twintigste eeuw werd in het betonmengsel vaak een grof toeslagmateriaal gebruikt, met grindnesten tot gevolg. Ook was de dekkingsdikte van het beton op de wapening vaak niet afdoende. Er werd bovendien veel water toegevoegd aan de betonmortel, waardoor het beton poreus werd. Deze factoren vormden samen de voornaamste oorzaak van de betonschade aan de gevel. Om te kunnen restaureren, is eerst de zwarte laag verwijderd en zijn holle plekken opengehakt. Vervolgens is het oppervlak gestraald met heel fijn grit. Na het verwijderen van roest, is de wapening behandeld met een passiverende coating. Daarna is een betonreparatiemortel aangebracht. Polymeren in de mortel maken dat er minder vocht nodig is bij de verwerking en bevorderen de hechting.
Het beton was erg poreus, daarom is een zwarte laag kristal- cementgraniet (kcg) opgespoten. In de natte mortel is bovendien fijn grit gespoten om het beeld van de oude asfalt-teerlaag zo goed mogelijk te benaderen.