Bouwdelen uit Prinsenhof
Ongeveer 7.500 m2 kanaalplaatvloer en betonnen gevelelementen van het Prinsenhof in Arnhem worden gedemonteerd voor hergebruik.
lees meer
Introfoto: Herbestemming kantoor van Vollenhovenstraat naar woningen (foto: ABB)
Pim Peters is directeur van IMd Raadgevende Ingenieurs. In 2017 werd hij verkozen tot Constructeur van het Jaar. Peters is als constructeur pionier op het gebied van diverse duurzaamheidsinitiatieven. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de rekenregels voor de MPG (Milieu Prestatie Gebouw)-berekening en heeft zitting in de BMNL van de Nationale Milieu Database. Ook staat hij aan de basis van het idee voor het donorskelet. “Als ik ooit stop met werken, wil ik een nalatenschap op het gebied van het donorskelet achterlaten. Mijn ambitie is dat het hergebruik van constructieve elementen gemeengoed wordt.”
Auteur: Naomi Heidinga
Peters komt uit een bouwfamilie, zijn vader was architect. Voor het ontwerpen achtte hij zichzelf echter niet creatief genoeg. “Ik vond het wel leuk om te kijken of ik die ontwerpen constructief zou kunnen onderbouwen.” Hij koos daarom voor een studie civiele techniek aan de TU Delft. Gaandeweg kwam hij erachter dat hij als constructeur wel degelijk invloed had op het ontwerp. Zijn vak vraagt ook om creativiteit, bijvoorbeeld in het zoeken naar innovatieve oplossingen. “Als constructeur moet je echt vanuit het vak denken. Je moet ervoor zorgen dat je de basis van techniek en mechanica beheerst. Vanuit die basis kun je met architecten en ontwikkelaars sparren om te zien of en hoe een ontwerp kan worden aangepast. Integraal ontwerpen noemen we dat. Ik vind het leuk om de verschillende werelden aan elkaar te knopen: opdrachtgeverschap, ontwerp en realisatie. Dat heeft niet iedere constructeur.”
Hij begon zijn carrière met de droom om de hoogste toren te ontwerpen. “Dat heeft bijna iedere constructeur. Ik kwam er echter achter dat het zo duurzaam mogelijk construeren van een gebouw, en zorgen dat het ontwerp financieel haalbaar is, net zo leuk is. Een klein werk kan daarom net zo leuk zijn als een groot werk.” Duurzaamheid werd snel een belangrijk thema. “Ik ben me gaan verdiepen in duurzaam construeren. Daarbij keek ik onder meer naar de invloed van de constructie op de totale milieu impact van een gebouw. Deze impact bleek aanzienlijk. Destijds, rond 2009, keek men op het gebied van duurzaamheid voornamelijk naar de mogelijkheden om energie te besparen tijdens het gebruik van het bouwwerk. Over de milieu impact van materialen was nog weinig bekend. Zonder deze data kun je echter geen goede keuze maken voor de meest duurzame constructie.” De constructeur ziet het als uitdaging om zoveel mogelijk duurzame keuzes in een project te krijgen. “Daarvoor moet je weten aan welke knoppen je kunt draaien. Dat betekent dat je als constructeur momenteel weer meer moet weten over uitvoeringstechnieken, zodat je kunt sturen op milieulast van bijvoorbeeld betonmengsels.”
Peters deed met afstudeerders van TU Delft verschillende onderzoeken naar het bewuster omgaan met grondstoffen om zo de milieulast van constructies te verlagen. Hij keek onder meer naar de beïnvloeding van constructieve uitgangspunten op de levensduur van het bouwwerk en is betrokken bij de ontwikkeling van een ontwerptool Duurzame Constructies. Daarnaast was hij initiator bij projecten waarbij constructieve elementen worden hergebruikt in een nieuw gebouw, het donorskelet. “Het eerste pilotproject vond plaats bij de transformatie van winkelpanden aan de Hoogstraat in Rotterdam. Destijds wilde maar één partij aanhaken. Omdat we hebben bewezen dat het kan, zijn nu meer partijen op dit vlak actief. Inmiddels is deze werkwijze in verschillende projecten toegepast. Al moet gezegd worden: voor staal is deze methode vaak eenvoudiger dan voor beton. Het gaat bij beton om zwaardere elementen en verschillende producten. Bij monoliete gebouwen is het nog complexer: dan moeten elementen worden uitgezaagd, iets wat de kosten opdrijft. Het vraagt bovendien om de nodige creativiteit van de constructeur. Financiële haalbaarheid staat samen met een positieve milieu impact vooraan. Het oogsten van gebouwen promoten we als bureau steeds meer. Dankzij deze zienswijze ga je steeds meer kansen zien, ook als de opdrachtgever dit niet direct van je vraagt.”
Remontabel bouwen en adaptief bouwen zijn andere duurzame keuzes. “Wij waren één van de eersten die zich met deze thema’s bezig hielden. Daarmee hebben we veel kennis verzameld. We vinden het als bureau belangrijk om onze kennis niet voor onszelf te houden. Kennis delen is kracht. Dat doen we daarom ook. Ook op het gebied van het donorskelet en de toepassing hergebruikte elementen. Als we deze informatie niet delen, krijgen we de bouwwereld niet mee. We moeten onze eigen open source zijn.”
“Het lastige met adaptief bouwen is dat je niet in de toekomst kunt kijken. We hebben inmiddels aardig wat ervaring opgedaan met transformatie. We weten dat bepaalde constructieve uitgangspunten, met name in betonnen gebouwen, leiden tot casco’s die goed inzetbaar zijn voor andere functies. Dan maakt het niet uit wat de toekomst doet. Kantoren zijn dan vrij makkelijk in iets anders te veranderen. Het enige wat je niet kunt voorspellen is de toekomst van de functie op de locatie van het gebouw. Je kunt daarom sceptisch zijn over adaptief bouwen, maar nu extra investeren in het casco zodat je het later bij een functieverandering beter kunt handhaven is wel wenselijk. Dit wordt nu echter nog niet altijd meegenomen bij het ontwerp en de bouw.”
Voor de bouwwereld echt overstapt naar duurzaam bouwen ziet Peters nog de nodige uitdagingen. “Het verduurzamen van de bouw vraagt een andere denkwijze, waarbij wordt gekeken naar de waarde van een materiaal in het systeem. Dat moet zo lang mogelijk blijven op de plek waar het de meeste waarde vertegenwoordigd. Daarnaast moet het circulair denken op gebouw- en elementniveau worden gestimuleerd. In woongebouwen wordt nog niet gekeken naar adaptiviteit en aanpasbaarheid. De bouweconomie bepaalt de markt en dat kan ervoor zorgen dat we nu casco’s neerzetten waar we later spijt van krijgen.”
Peters heeft geen voorkeur voor een bepaald materiaal. “Hout, staal en beton; we hebben ze allemaal nodig om volledige bouwopgave in Nederland te vervullen. Beton heeft een aantal positieve eigenschappen, denk aan accumulatie en akoestiek. Wanneer deze eigenschappen gevraagd worden, komt dit materiaal het best tot zijn recht. Nederland is een betonnatie. We zijn gewend aan het materiaal en beheersen het. Dat zal nog wel een tijd zo blijven, voorzie ik.”
Vier iconische betonnen gebouwen uit het oeuvre van Pim Peters. “Het gaat om vier betonnen gebouwen waarbij ons bureau een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de haalbaarheid van de projecten. Met het team hebben we ervoor gezorgd dat deze gebouwen ook daadwerkelijk een icoon zijn geworden.”
1. Depot Boijmans van Beuningen, Rotterdam >> lees projectbeschrijving
2. Q-residence, Amsterdam >> lees projectbeschrijving
3. De bunkertoren, Eindhoven >> lees projectbeschrijving
4. Plaza campus voormalige Capgemini te Utrecht Papendorp.