Kunst in beton
Heatherwick Studio, VDMMA | Een monumentale, betonnen graansilo in Kaapstad in Zuid-Afrika is getransformeerd naar museum Zeitz MOCAA.
lees meer
Auteur: Kirsten Hannema
Voor het Museum voor hedendaagse kunst in de Chinese stad Taizhou ontwierp het Shanghaise architectenbureau Atelier Deshaus een bijzondere gewelfstructuur van in het werk gestort beton. Het bureau liet zich daarbij inspireren door de architectuur van de stenen en betonnen graanpakhuizen op het voormalige industrieterrein, dat omgetoverd wordt tot een nieuw stuk stad, met co-werkplekken voor creatieve ondernemers, retail en horeca.
Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf. China is aan het transformeren van een industriële naar een postindustriële economie. In veel steden verdwijnt industrie om plaats te maken voor kantoren en woningbouw. Cultuur wordt daarbij ingezet als motor voor stedelijke vernieuwing. Onder leiding van voormalig politicus Sun Jiwei is een programma ontwikkeld waarbij een groep van jonge, getalenteerde Shanghainese architecten wordt ingeschakeld voor culturele en publieke gebouwen, die nieuwe stadsdelen identiteit moeten geven en maatschappelijke meerwaarde aan vastgoedontwikkelingen. Het Museum in Taizhou, een jonge stad zo’n 350 kilometer van Shanghai, is daarvan een sprekend voorbeeld.
Eerder bouwde Atelier Deshaus met beton in Shanghai het gigantische Long Museum West Bund, dat de interesse van deze private opdrachtgever trok; hij wilde ook iets met beton. Het belangrijkste verschil tussen beide projecten is dat de schaal van Taizhou museum veel kleiner is, en dat geldt ook voor de schaal van de gewelven waarmee de architecten een bijzondere ruimtelijke atmosfeer hebben gecreëerd.
De gewelfstructuur combineert drie ruimtelijke kwaliteiten: ze vormt transparante, kolomvrije ruimtes, biedt een specifieke atmosfeer en geeft richting aan de ruimtes, waardoor bezoekers zich gemakkelijk kunnen oriënteren. Je komt binnen via de lobby met het café en de museumwinkel, gelegen aan een stedelijk plein. Vanuit deze ruimte lopen bezoekers in een spiralende beweging omhoog langs de drie verdiepingen met in totaal acht expositieruimtes. Op de bovenste verdieping begeleidt de belijning van de gewelven de blik richting het westen en eindigt het bezoek op een open terras, dat spectaculair uitzicht biedt op de nabijgelegen bergen. Het panorama wordt benadrukt doordat het dak uitkraagt boven de minimalistisch vormgegeven glazen gevel; het beton lijkt te zweven. De constructieve bogen zijn in de glazen gevel en grote gevelopeningen duidelijk afleesbaar, terwijl het boogmotief in verticale richting terugkeert in de voorgevel aan het plein. Op deze manier werkt de boogstructuur als een soort logo voor het museum, en wordt de relatie tussen het gebouw en de openbare ruimte versterkt.
Met de in het werk gestorte draagconstructie grijpen de architecten terug op de ‘oermethode’ van de betonbouw waarbij de constructie tegelijk gevel- en binnenafwerking is; what you see is what you get. Deze bouwwijze was hier mogelijk omdat Thaizou een gematigd klimaat heeft, waardoor thermische isolatie niet noodzakelijk is en er geen eisen golden ten aanzien van de energieprestatie. Daarbij is arbeid – bekisting timmeren, wapeningsstaal vlechten, beton gieten - in China goedkoop.
In zijn boek Chinese brutalism today – concrete and avant-garde architecture (2019) onderzoekt de Italiaanse auteur Alberto Bologna de opkomst van beton brut in de hedendaagse Chinese architectuur. Hij constateert dat de onderscheidende afwerking en decoratieve kwaliteit van deze gebouwen vaak ontwikkeld worden in relatie tot de vaardigheden van de lokale bouwers. Dat zie je ook bij het Taizhou museum, dat in het boek is opgenomen. Het is gebouwd door een lokale aannemer die veel grover te werk ging dan de bouwer van het gepolijste Long Museum, zo ontdekten de architecten in de uitvoeringsfase. In plaats van de bouwvakkers te corrigeren, wat veel tijd - en geld - zou kosten, besloten ze imperfecties en foutjes in het beton te omarmen en de rauwheid tot een karakteristiek van het gebouw te maken. Een team van zo’n twintig bouwvakkers werkte – met pauzes – in totaal twee jaar aan het gebouw.
Het gebruikte beton is een ‘standaard’ mix, voor de bekisting is hout gebruikt; grote platen voor de wanden, smalle planken voor de gewelven. Door de vele oneffenheden in het beton moesten de aansluitingen voor de ramen, deuren en trapleuningen na de bouwfase worden aangepast. De architecten hebben de betreffende gebouwonderdelen ingemeten en de details in overleg met de producenten aangepast; in plaats van te werken met prefab producten, zijn de kozijnen op locatie gemaakt.
Om de oneffen balustraderanden rond de vides af te werken, zijn twee verticale staalplaten onder een horizontale ‘afdekplaat’ bevestigd. Op deze manier is de wand waterpas gemaakt, waarna de reling bevestigd kon worden, terwijl het ruwe totaalbeeld van het beton overeind bleef. Voor de bevestiging van de trapleuningen is een vergelijkbare oplossing met een metalen plaat bedacht, waarmee oneffenheden in het beton rond de bevestigingspunten zijn opgevangen. Een aantal ankers voor de leuningen is in het werk meegestort, de precieze afmetingen voor de metalen relingen zijn na het storten van het beton bepaald.
Binnen de kathedrale betonstructuur, met zeven meter hoge verdiepingen, zijn vier meter hoge witte wanden geplaatst om de schilderijen aan op te hangen. De ruimte tussen de plafonds en de binnenwanden is gebruikt om installaties in weg te werken. Stuukwerk bleek een specialiteit van de lokale aannemer; de wanden zijn zeer precies afgewerkt, wat een fraai contrast geeft met het ruwe beton. Oog voor detail spreekt ook uit de manier waarop de kunstverlichting naadloos in de boogstructuur is geïntegreerd. De uitsparingen voor de armaturen zijn voor het storten van het beton bepaald, waarna de TL-achtige LED-lampen erin zijn geplaatst.
Door de bijzondere atmosfeer is het Taizhou museum op zichzelf een bezienswaardigheid geworden; mensen bezoeken het zelfs op momenten dat er geen kunsttentoonstelling te zien is. Net zoals veel nieuwe Chinese kunstmusea is het niet rond een collectie ontworpen, maar multifunctioneel van opzet. Het idee is om er ook evenementen en performances te organiseren, en het gebouw is dagelijks open voor publiek. Je ziet mensen in de ruimtes mediteren, zomaar wat rondlopen en foto’s te maken die ze op Instagram posten. De architecten krijgen ook regelmatig trouwreportages opgestuurd en filmpjes van mensen die online kleding of meubels verkopen en het gebouw als achtergrond gebruiken voor hun vlogs. Op deze manier draagt de architectuur bij aan de ontwikkeling van een nieuw soort cultuurtempel, waarin ruimtelijke esthetiek en interactie met het stedelijke leven een hoofdrol spelen.