Gevel zonder dilatatievoeg
Dilatatievoegen zijn voor veel architecten een doorn in het oog. Krimpkokers maken het beeld van een monoliet betonvolume mogelijk.
lees meer
Beton is stevig en robuust wanneer het uitgehard is, maar in de uitvoering moet het met uiterste zorg behandeld worden voor het gewenste esthetische resultaat. Er zijn verschillende aandachtspunten die elk een specifieke invloed hebben. Wanneer deze bewust en zorgvuldig ingezet worden, dan wordt dit beloond met een fantastisch product.
Bij schoonbeton worden speciale eisen gesteld aan de kleur, de dichtheid en de structuur van het betonoppervlak. Dit stelt specifieke eisen aan de keuze van het cement als belangrijke kleurbepaler van het oppervlak en aan de eventueel toe te passen pigmenten. Zie Kleurrijk beton voor meer informatie over gekleurd beton.
De dichtheid van de oppervlaktestructuur, de dekking op de wapening, de wapeningsconcentratie en de stortopening van de bekisting stellen eisen aan de gradering van het toeslagmateriaal en de hoeveelheid fijn materiaal. Met name de dichtheid van het oppervlak wordt bepaald door de hoeveelheid fijn materiaal en de water-cementfactor. Fijn materiaal wordt gedefinieerd als korrelgrootte kleiner dan 0,25 mm en bestaat uit zand, cement en vulstoffen. Een minimum hoeveelheid van 175 liter fijn materiaal per m3 betonmortel is een goed stuurbare, praktische maatregel waarmee de esthetische kwaliteit wordt gediend.
Met betrekking tot de verwerking zijn de stortmethode, het vloeigedrag en de wijze waarop wordt verdicht van belang bij het ontwerp van de betonsamenstelling.
Afhankelijk van bovengenoemde randvoorwaarden is een keuze te maken tussen een betonmortel die verdicht moet worden of de toepassing van een zelfverdichtend beton. In samenspraak met de architect en de aannemer zal de betoncentrale de esthetische eisen en verwerkingseisen kunnen afwegen in relatie tot de keuze van grondstoffen en de betonsamenstelling.
Een beheersbare kwaliteit van schoonbeton betekent zorgvuldigheid bij storten en verdichten. Niet vlug, maar rustig. Om insluitingen van luchtbellen te vermijden, moeten stortsnelheid, storthoogte, verdichting en consistentie op elkaar zijn afgestemd. Omdat aftekening van stortfronten niet is toegestaan, moet het storten zonder onderbreking worden voltooid. Ontmenging van de betonspecie en spatten op de bekisting tijdens het storten zijn te vermijden door de valhoogte tot 1 m te beperken. Beperk de hoogte van de stortlagen die achtereenvolgens worden verdicht tot maximaal 0,50 m. Dan kan elke laag worden doorgetrild tot in de onderliggende laag.
Door te trillen wordt de bekisting tot in elk hoekje goed gevuld met betonspecie, terwijl de ingesloten luchtbellen worden uitgedreven. Tijdens het verdichten met trilnaalden gaat de betonspecie vloeien en ontstaan er plaatselijk verschillen in de verdeling van fijn materiaal. Dit fenomeen veroorzaakt een wolkig marmereffect in het oppervlak. Het belang van zorgvuldig en gelijkmatig verdichten kan niet genoeg worden benadrukt!
Als gekozen is voor zelfverdichtend beton, dan stelt dat andere eisen aan de uitvoering. Zelfverdichtend beton is niet zo vloeibaar als water, maar gedraagt zich bij de verwerking als een stroperige specie, die afhankelijk van de viscositeit langzamer of sneller door de bekisting vloeit. De stortpunten zal men niet verder dan 10 m uit elkaar mogen plaatsen om een goede verdeling van de specie te krijgen en ter voorkoming van ontmenging. De speciedruk over de hoogte van een wandbekisting zal hoger zijn dan bij standaard beton. Bij het ontwerp van de bekisting zal dit moeten worden opgevangen door hetzij meer centerpennen, hetzij versterking van de achterconstructie.
Naarmate de verharding voortschrijdt, wordt de aanvankelijk zeer open poriestructuur steeds dichter en dichter. De ontwikkeling van de poriestructuur is een optelsom van water-cementfactor, verhardingstemperatuur, hydratatiegraad, vochtgehalte, luchtbelletjes en microscheurtjes. De poriestructuur heeft invloed op de betonkleur. Een meer poreuze cementsteen maakt de kleur lichter en fletser, terwijl een dichte structuur zorgt voor een diepere kleurtoon. De verharding in de bekisting moet zoveel mogelijk gelijk zijn voor de verschillende uit te voeren bouwelementen. Ten opzichte van het gewone betonwerk moet voor schoonbeton een langere ontkistingstijd worden gekozen, minimaal 48 uur. Houd hierbij ook rekening met langere perioden zoals weekenden of andere vrije dagen. Een langere ontkistingstijd verbetert de duurzaamheid van het betonoppervlak. Dit is van belang bij buiten toegepast beton, omdat het verder onbeschermde betonoppervlak aan de wisselende weersinvloeden wordt blootgesteld.
Ongelijke klimatologische omstandigheden en ontkistingstijden kunnen leiden tot kleurverschillen. De uitvoering van schoonbeton in de winter vraagt bijzondere aandacht. Lage temperaturen betekent een trage sterkteontwikkeling. Als de bouwsnelheid op peil moet blijven, wordt dikwijls een andere cementsoort toegepast, die zorgt voor een snellere sterkteontwikkeling. Elke verandering van cementsoort en -gehalte zal invloed hebben op de kleur van het betonoppervlak. Dit moet worden meegenomen in het werkplan schoonbeton.
Nabehandeling is nodig om de duurzaamheid van het betonoppervlak te garanderen en te voorkomen dat het beton voortijdig uitdroogt waardoor de hydratatie stopt en daarmee ook de sterkteontwikkeling.
Nabehandelingen kunnen zijn: besproeien met een curing compound, afdekken met folie of het beton langere tijd in de kist laten staan. Bij schoonbetontoepassingen is het beter te kiezen voor een curing compound op basis van een vluchtige stof dan op paraffinebasis. De paraffine maakt het oppervlak blijvend vlekkerig. Het beste is beton langer in de kist te laten staan. Hoe langer de kist staat, des te donkerder wordt het beton.
Belangrijk is alle onderdelen van het werk bij dezelfde rijpheid (mate van sterkteontwikkeling) te ontkisten. Meestal wordt een gelijke ontkistingstijd aangehouden. Maar als in de loop van het werk grote temperatuurverschillen optreden, zoals in de winter, dan is het beter te zorgen voor ontkisten op gelijke rijpheid.
Bij het verwijderen van de bekistingsdelen, maar zeker ook daarna moet het beton met zorg worden behandeld. Als verdere nabehandeling verdient afdekken de voorkeur. Dit voorkomt gelijktijdig bevuiling en beschadiging tijdens de bouw. Met nabehandeling kan ook het risico op zichtbare scheuren worden beperkt. Ter voorkoming van roeststrepen moeten de stekeinden voor het storten worden vertind met specie (dunne laag specie aanbrengen).
De blauwkleuring van beton bij het gebruik van hoogovencement treedt op direct na het ontkisten en is een tijdelijke ontsiering van het betonoppervlak. De blauwkleuring zal geleidelijk wegtrekken, de snelheid daarvan is afhankelijk van de bekistingstijd en klimaatomstandigheden. Houd rekening met ten minste enkele dagen blootstelling aan de lucht, als het gaat om beoordeling van de kleur of het vergelijken met referentiestort of proefstuk.
Scheurvorming aan het oppervlak en vooral bij wanden kan storend zijn en de esthetische kwaliteit aantasten. Zoals in NEN-EN 1992 Eurocode 2, Ontwerp en berekening van betonconstructies aangegeven, is scheurvorming in de betonhuid onvermijdelijk bij het opnemen van trekspanningen. In de norm is de toelaatbare scheurwijdte aangegeven. Bij constructies in een binnenmilieu hoeft scheurvorming ten gevolge van opgelegde vervorming niet berekend c.q. gecontroleerd te worden. Uit esthetische overwegingen kan het aanbeveling verdienen toch op het beheersen van scheurvorming te ontwerpen. Hiervoor kan het nodig zijn de wapening aan te passen.
Ook moeten uitvoeringstechnische maatregelen worden genomen om de scheurvorming te beheersen. Deze maatregelen moeten in de projectspecificatie (bestek) worden geregeld, Daartoe kan het nodig zijn dat er maatregelen worden genomen als extra wapening, later ontkisten, thermische bescherming, het inzagen van de plaatnaden en/of het opnemen van krimpverdelers (kokers) in wanden.